Bij het graven van de Nieuwe Waterweg ontstond er een nieuwe situatie in de Bonnen.
De familie van Rijckevorsel was ondermeer eigenaar van het Staalduin en alle gronden ten zuiden hiervan. Door verkoop van gronden welke nodig waren voor het graven van de nieuwe toegangsweg tot de havens van Rotterdam kwam geld vrij welke werd geïnvesteerd in de ontginning van het Staalduin en de bouw van een tweetal boerderijen in de Bonnen. Ook werd in deze periode het zandgebied "De Haak" tot ontwikkeling gebracht. .
Het oostelijk gedeelte van het bos vanaf de Staalduinlaan tot aan het Nieuw Oranjekanaal werd afgegraven en ingericht tot tuinbouwgebied. De Haak werd geëgaliseerd en ontsloten. De "hoge wei" is het laatste restant van zoals ooit dit gebied er uit zag: zandplaten met daartussendoor wat kreken en veenputten. In beide tuinbouwgebieden werden de kenmerkende huizen gebouwd voor de pachters van de familie van Rijckevorsel, welke in de volksmond al gauw "Rijckevorselhuizen" werden genoemd.
.
De Bonnen was al langer ontgonnen. Op oude kaarten treft men reeds de kromme Rel aan en de loodrecht op deze kreek gegraven sloten. De meeste percelen van toen hebben nog steeds hun huidige vorm. Dit kleigebied was dus ingesloten door twee haakwallen: het Staalduinse Bos en de haakwal welke liep vanaf de huidige Cordesstraat in Hoek van Holland tot aan de Polderhaakweg in de Oranjebuitenpolder. De enige bebouwing tot op dat moment in dit gebied betrof de Hillwoning (ook van de familie van Rijckevorsel) en het Haakhuisje. Dit optrekje was gebouwd op de hoek van de Haakweg met de Deltadijk op het huidige bedrijventerrein. .
De beide boerderijen welke rondom 1876 aan de Bonnenweg werden gebouwd waren bijna identiek. Het waren U-vormige gebouwen. Het open binnenerf was op het zuiden gericht. Hierdoor ontstond een gunstig microklimaat voor de werkzaamheden welke rondom een boerderij verricht worden. Ook de staldeuren waren op het zuiden gericht. In de koude wintermaanden met de windrichting vanuit het noorden of oosten konden deze deuren worden geopend voor voeren, melken en uitmesten zonder dat een koude wind of storm in de stal blies. Beide boerderijen vertoonden ook alle kenmerken van het gemengde bedrijf: er was zowel ruimte voor vee alsook een dorsvloer voor het graan. Er was ruimte voor het karnen van boter en voor de varkens en de paarden. Ook was er inpandig (vaak op de zolders) ruimte voor inwonend personeel. Het boerenbedrijf was in die dagen nog een arbeidsintensieve onderneming met paardenknechten, melkknechten, huishoudelijk personeel en naast vaste ook nog de nodige losse arbeidskrachten. Ook hier dienden verblijfsvertrekken voor te zijn waarbij de slaapvertrekken op de zolder waren gesitueerd. .
De keuken en de kelder lagen ook aan de noordzijde. Dit was immers de koele kant. Hier was ook een voordeur met een hal. Het gebruik hiervan was praktisch nihil omdat een ieder bijna altijd "achterom" kwam. Midden op de binnenplaats was een rond bloemenperk ingericht. Met paard en wagen kon men hier rondom rijden. Tevens was op de binnenplaats een regen- annex koelput. Deze werd niet alleen gebruikt voor drinkwater, maar ook om de melkbussen in te koelen. .
Naast de Woning van Rijckevorsel waren een drietal hooibergen voor de opslag van het hooi, maar ook de korenschoven. Aardappelen werden in die tijd nog buiten in een put en afgedekt met riet opgeslagen. Dit gebeurde ook met de voederbieten. Opvallend is nog dat de boerderij bijna stijf tegen de Bonnenweg aangebouwd stond. Hier sloot ook de wagenschuur op aan. Veel machines (in tegenstelling tot het huidige tijdperk van mechanisatie en automatisering) waren er in die tijd echter niet en hier was dan ook niet veel opslagruimte voor nodig. .
Zowel aan de binnenplaats als ook aan de buitenzijde waren de nodige ramen aangebracht. .
In 1932 kwam Leen Vreugdenhil op 39-jarige leeftijd als pachter op de Woning van Rijckevorsel. Hij liet een boerderij achter in Oudenhoorn. Deze werd daar ook verpacht. Nadat hij 6 jaar (vanaf 1912 tot 1914 voor zijn "nummer" en vervolgens nog eens tot 1918 vanwege de mobilisatie) als soldaat in het Fort in Hoek van Holland had doorgebracht, had hij deze boerderij gekocht. Daar trouwde hij in 1919 met Willemijn Johanna van der Put en werden de kinderen Willem Adriaan (1924), Johanna Maria (1926) en Maria Johanna (1932) geboren. Het laatste kind is slechts enkele maanden oud geworden en daar ook overleden. .
Middenin de moeilijke crisisjaren durfde hij deze stap te nemen en middels hard werken kreeg hij de zaak er weer bovenop. Samen met zijn broer Willem exploiteerde hij alle gronden in het westelijk gedeelte van de Bonnen. Voor de Woning van Rijckevorsel lag dan ook een dam in de Rel ter ontsluiting van de percelen ten noorden van de boerderij.
Ook nu herkent men door een lichte welving in de grond nog steeds de plek waar deze dam lag. De kinderen gingen naar school "op" de Maasdijk door over deze dam naar het bos te gaan en vervolgens via de laan in het bos naar de Oranjesluis. Middels deze route bestond er ook goed en veelvuldig contact met de familie Weterings op de boerderij in het Staalduinse Bos. .
<--Plaats voor foto als ie nog boven water komt-->
Het familiegeluk en het opkrabbelen uit de crisistijd werd echter wreed verstoord door de Tweede Wereldoorlog. In de meidagen van 1940 werd deze boerderij door het oorlogsgeweld vernietigd om te voorkomen dat de Duitse parachutisten dekking konden vinden achter de gebouwen. Alle bezittingen waren vernietigd.
Leen Vreugdenhil vond met vrouw en kinderen tijdelijk onderdak bij de familie Weterings in het Staalduinse Bos. Echter spoedig werd hem door de familie van Rijckevorsel de Woning van Oosthuijze aangeboden in afwachting van de wederopbouw van de boerderij aan de Bonnenweg.
Van dit aanbod werd dankbaar gebruik gemaakt en de familie Vreugdenhil zette opnieuw de schouders eronder om de tegenslag te boven te komen.
Deze boerderij stond recht voor de laan die van west naar oost door het Staalduinse Bos loopt op het afgegraven gedeelte tussen bos en Haakweg. Dit perceel wordt nog steeds "Oosthuijze" genoemd en in dit perceel vindt men ook nog de regenput van deze boerderij.
De nieuwe boerderij werd gebaseerd op een fraai ontwerp en moderne inzichten. Toch was Leen Vreugdenhil niet helemaal gelukkig met de bouwtekeningen. Feitelijk wilde hij de U-vormig constructie weer terug. Hij was indertijd zeer tevreden met het feit dat alles van binnenuit bereikbaar was. Zo kon men 's nachts binnendoor de stallen controleren als er een veulen of kalf op de wereld moest komen. In de nieuwe situatie zou daar voor de paardenstal geen sprake meer van zijn. Ook de aanleg van een mestkelder direct achter de koeienstal kon niet zijn goedkeuring wegdragen. Hij kon nu immers niet meer met de hooiwagens bij het luik van de hooizolder komen. Als pachter had hij echter in deze niets in te brengen, zijn kritiek moest hij intrekken en met de pet in de hand excuses maken bij de architect.
In 1942 werd de nieuwe boerderij opgeleverd. In de gevel was de steen geplaatst uit 1876 van de vorige boerderij en een steen met een beeltenis van een leeuw in de vlammen ten teken dat het hier een wederopbouw betrof.
Leen Vreugdenhil betrok met Mina, Wim en Jo de boerderij en weer werd er hard gewerkt om het hoofd boven water te houden. Spoedig echter werd de polder tot "Sperrgebiet" verklaard, werden er bunkers gebouw, mijnenvelden aangelegd en kreeg men Duitse soldaten ingekwartierd. Het werd een kwestie van "overleven".
In 1945 werd men bevrijd en kon de wederopbouw van Nederland en daarmee van de landbouw beginnen. Er werd weer hard gewerkt om de mijnenvelden weer tot vruchtbaar akker- en weideland te maken, de tankval werd gedicht en de produkten werden door de samenleving gewaardeerd. De situatie in de polder was echter in zoverre gewijzigd dat diverse gronden aan de noordzijde van de Bonnenweg aan andere pachters werd toegewezen. De dam werd dan ook weggehaald.
In 1951 overleed Mina, 58 jaar oud, aan een beroerte.
De boerderij had tot die tijd nauwelijks enige verandering ondergaan. In 1954 trouwde zoon Wim Vreugdenhil echter met Tanneke Oostdijk. Er was sprake van "introuwen" en dat betekende dus dat er verbouwd moest worden. Er werden twee slaapkamers gemaakt boven het "boenhuis" (het huidige melklokaal), de knechtenkamer (het huidige kantoor) werd de woonkamer en een bijkeuken (de huidige badkamer) werd tot "echte" keuken omgebouwd.
Leen bleef tot 1968 in het andere gedeelte van het huis wonen. Dochter Jo was in 1957 met haar trouwen het huis reeds uitgegaan. In 1968 werd er gewisseld: Leen ging naar het kleine gedeelte en Wim en Tanneke gingen met hun vier kinderen naar het grote gedeelte.
Bij het overlijden van Leen Vreugdenhil sr. in 1976 werden beide gedeelten weer samengevoegd. De woonkamer van Leen werd kantoor, de keuken werd weer bijkeuken en de slaapkamers konden ook gebruikt worden. In dat jaar kwam ook Leen Vreugdenhil jr., de zoon van Wim Vreugdenhil, in het bedrijf na zijn studie aan de Hogere Landbouwschool.
In 1977 werd bij de invoering van de melktank het voormalige "boenhuis" omgebouwd tot melklokaal. De 10 varkens verdwenen en hun hokken werden omgebouwd tot kalverhokken. De paardenstal was al vanaf 1960 niet meer in gebruik en werd gebruikt voor de huisvesting van droogstaande koeien en/of jongvee. Er werden al spoedig meer melkvee gehouden dan de 32 die er op de koeienstal konden staan. Droge koeien werden op de paardenstal geplaatst.
Vanaf 1977 bij de invoering van melkleiding en melktank werd het vee dus voortaan zomer en winter op stal gemolken. Voordien gebeurde dat in de zomermaanden in een houten melkstal, "het (melk)bocht" geheten. Vanaf 1977 werd dit gebruikt als werktuigenberging.
In 1981 werd echter besloten tot de bouw van een landbouwloods. De nieuwe generatie tractoren met cabine konden niet meer in de wagenschuur, de huidige garage. Het areaal aan aardappelen groeide uit tot 10 hectare. Hiervoor moest een goede bewaring komen en tevens ruimte om te sorteren. Deze aardappelen werden allemaal direct aan de consument verkocht. De uitbreiding van het werktuigenpark zorgde ook voor de noodzaak van een betere berging en een werkplaats. Zo kwam een multifunctionele schuur tot stand. Er werd hiermee ook geïnvesteerd op de toekomst: de agrarische bedrijven van Vreugdenhil, van Staalduinen, Noordam en van Doorne in de nabijgelegen polder Nieuwland werden uitgekocht ten behoeve van het tuinbouwproject Bagijneland en Kapittelland. Slechts in de Bonnen was er nog perspectief voor landbouw.
Nadat in 1986 de dochters waren uitgevlogen besloten Tanneke en Wim Vreugdenhil in hun nieuwe levensfase naar elders te verhuizen. Zoon Leen nam het bedrijf over en de eerstvolgende jaren volgde nauwelijks een wijziging. In 1990 werd de bijkeuken omgebouwd tot badkamer. Vervolgens duurde het tot 1997 alvorens besloten werd de keuken te moderniseren en het voorgedeelte ingrijpend te wijzigen. Woonkamer, opkamer en gang werden samengevoegd tot een moderne "living". Hieronder is nog steeds een grote kelder.
In 2002 werd onder druk van strengere hygiënische eisen besloten tot de inrichting van een hygiënesluis in de landbouwloods, ook wel "aardappelschuur" geheten. Dit diende een tweeledig doel. De opstart van een minicamping bij de boerderij (Camping De Kraai) bracht met zich mee dat er ook een sanitaire ruimte moest zijn. Tevens werd in dat jaar de voormalige paardenstal weer als "echte" paardenstal in gebruik genomen vanwege de ontwikkeling van deze recreatieve tak. Deze stal was feitelijk weer vrij gekomen doordat er geen vee meer gehuisvest werd. De melkquotering in 1983 had er voor gezorgd dat er bij een stijgende productie per koe steeds minder vee nodig was om het quotum vol te melken. Het oogluikend toestaan door de gemeente 's-Gravenzande van een illegale detailhandel in aardappelen, groente, fruit, bloemen, planten en eieren in de voormalige boerderij van Jaap van Staalduinen aan de Maasdijk zorgden ervoor dat de huisverkoop van aardappelen sterk terugliep. In 1996 besloot Leen Vreugdenhil een procedure aan te spannen tegen het gedoogbeleid van deze gemeente. Deze werd zoals te verwachten in 2001 winnend afgesloten. Er zal nu nog een procedure volgen om het geleden omzetverlies te vorderen. Mede gezien de gewijzigde markt- en klimaatsomstandigheden en vanuit de wens om zich op een positieve manier te onderscheiden besloot Leen Vreugdenhil over te stappen op biologische landbouw. Deze omschakeling zorgde er voor dat het bouwplan zich zodanig wijzigde dat er ook geen bewaring meer nodig was voor 10 hectare aardappelen. In de toekomstige vruchtwisseling is er ruimte voor 5 hectare en daarbij zal er tevens sprake zijn van een geringere productie per hectare. In plaats van 400 ton aardappelen zal nu een opslagcapaciteit van 100 ton voldoende zijn. Dit maakte het mogelijk dat er in 2003 ook paardenboxen konden worden ingericht in de voormalige "aardappelschuur.
Een ander aspect van de omschakeling is dat het melkvee voor 2010 in een zogeheten "potstal" zal moeten worden gehuisvest. Dit betekent dat het in de wintermaanden niet meer aangebonden mag staan zoals nu in de traditionele Hollandse stal, maar dat het vrij moet kunnen rondlopen in het stro. Hiervoor wenst Leen een "open-front stal" te bouwen ten zuiden van de hooiberg. In de verdere directe omgeving van de hoeve wordt inmiddels geen melkvee meer gehouden.
Zo zorgen gewijzigde omstandigheden in de landbouw ook voor wijzigingen in het gebruik van de gebouwen of eventuele nieuwbouw. Deze wijziging kan worden veroorzaakt door de economie, het klimaat of het al dan niet handelen van "de politiek".
Terwijl er vroeger sprake was van een manier van landbouw waarbij de producten op het eigen bedrijf verwerkt werden (bijv. de karnmolen) is er een manier van landbouw ontstaan waarbij het ging om het leveren van basisproducten voor de verwerkende industrie tot aan nu een manier van landbouw welke ook recreatieve producten biedt in nauw contact met de consument.
Op de hoeve Rijckevorsel staat dus de landbouw echter nog steeds centraal. De boerderij in de Noord-Bonnen, de Hillwoning, is al in 1947 door de familie van Rijckevorsel verkocht aan de gemeente Rotterdam en is al decennialang aan het commercieel agrarisch gebruik onttrokken.
De Woning van Oosthuijze is in de oorlogsjaren afgebroken na het vertrek van de familie Vreugdenhil in het kader van de bunkerbouw en de aanleg van een tankval.
De Haakwoning, de andere U-vormige boerderij aan de Bonnenweg is in 1990 afgebroken.
Daarmee is de hoeve Rijckevorsel de enige nog overgebleven boerderij in de Korte Bonnen.
In de Lange Bonnen staat de Bonnenwoning, de boerderij van de familie Noordam.
Hierover kunt u (in de toekomst) in een ander hoofdstuk meer lezen.