Het volgende verhaal is opgetekend door Dhr. N.W.M. Sosef thans wonend op de "Hilwoning".
De Haak van Holland Mijn voordracht bestaat uit twee delen. Op de eerste plaats probeer ik te schetsen hoe de strook land tussen de Maasdijk en de huidige Nieuwe Waterweg is ontstaan en vervolgens iets over de Hilwoning en omstreken toen dat land in gebruik genomen was. Over de eigenaren, de pachters, de afwatering etc. Alles wat ik te vertellen heb, heb ik van anderen. Ik ben geen historicus – zou ik hier of daar iets naast de echte waarheid schieten, dan heb ik ook dat van derden. En ja, de echte waarheid, wat een begrip. Ik hoop in ieder geval òòk een aangenaam en informatief verhaal voor U te hebben.
Hillwoning | Hillwoning en prieel |
De allermeesten van U zullen wel een voorstelling hebben hoe het gebied waar wij nu wonen er vroeger uitzag. En met vroeger bedoel ik dan in ieder geval vòòr onze jaartelling.
Water, zand en moeras met hoogveen, riet, vogels en vissen en wellicht een enkele jager of visser.
De monding van de Maas lag duidelijk noordelijker en was ook veel breder dan nu en de Rijn lag dààr nog weer boven. Denk maar aan de Oude Rijn bij Katwijk/Noordwijk. De Maas lag op een gegeven moment tussen wat nu Den Brielle en Ter Heyde is. Een Estuarium met zandbanken, stromen, kreken, oeverwallen en een gebied waar de getijdenwerking zeer duidelijk aanwezig was. Eb en vloed – water eruit, water erin – droogvallende geulen met daaroverheen blazend de heersende Zuidwestenwind met als gevolg duinvorming. En vollopende geulen, kreken en pannen met vervolgens afzetting van kleideeltjes – voedsel voor een komende vegetatie. Een landschap in wording. Springtij wat deels weer vernietigde maar toch bleef er meestal wel wat over, werd bestendig en land verdrong water. Op de ontstane oeverwallen die door hun hoogte veilig waren voor het omliggende water vond de eerste bewoning plaats – er ontstonden nederzettingen – vissers en jagers.
Bij de vorming van die oeverwallen die alleen ontstonden aan de noordelijke oever van de Maas, ontstond er ook altijd een haakwal ter hoogte van de kustlijn. Een haakwal is een min of meer sikkelvormige zandplaat met duinvorming. Er zit een haak aan; er zit een Hoek in. De haak loopt altijd in Zuidwestelijke richting.
Het mechanisme waardoor zo’n haakwal ontstaat, zal U wellicht duidelijk zijn. Bij eb valt een stuk van het strand droog en door de zuidwestelijke winden verstuift er zand landinwaarts. Middels vastlegging door vegetatie ontstaat duin. Deze duinen lopen paralel aan de kustlijn.
Bij eb valt ook de monding van de Maas gedeeltelijk droog en door verstuiving ontstaan rivierduinen paralel aan de noordelijke oever van de rivier. Daar waar de zeeduinen en rivierduinen samenkomen ontstaat een haakwal, het zeeduin steekt wat voorbij het rivierduin. Simpelweg gezegd duinvorming is het resultaat van water/zand, zon en wind.
Capittels duijnen ende het Nieuwelant anno 1514 | Postkaart van Quack 1665 |
Door duinvorming op de noordoever en het ontstaan van een haakwal vernauwde de riviermonding zich en dit zocht zich een uitweg in zuidelijke richting. Door de eeuwen heen zijn de mondingen van de Maas en de Rijn dus steeds zuidelijker komen te liggen. Ten noorden landaanwas – ten zuiden landverlies.
Die landaanwinst verliep natuurlijk niet zonder slag of stoot. De zee geeft – de zee neemt. Bij springtij en stormen werden stukken weggeslagen, het ontstane veen in het achterland spoelde weg naar zee, oeverwallen werden doorsneden of vernietigd en het hele spul begon weer opnieuw.
In de eerste eeuwen van onze jaartelling was bewoning redelijk mogelijk. Na 600 was het door klimaatverandering zodanig onveilig geworden dat het gebied wat nu het Westland heet, ontvolkt raakte. Rond 1000 werd het weer wat beter maar bijvoorbeeld de overstromingen vernietigden weer.
De bevolking in de streek was echter zodanig gegroeid dat er ook een zekere organisatie ontstaan was en er waren ook middelen om plannen te smeden en ook tot uitvoering te brengen. Bedijking was de enige manier om have en goed zeker te stellen.
Zo werd bijvoorbeeld de Gantel getemd door dijkaanleg. De Gantel was vroeger een brede kreek, met eb en vloed beweging, die uitliep in de maasmonding. De Voorstraat/Wat. Weg in Poeldijk is de vroegere dijk langs de Gantel aan de noordzijde en de dijkstraat en Mariendijk in Honselersdijk de zuidelijke. U hebt dan ook gelijk een beeld van de breedte van de toenmalige Gantel. Bedijking hielp het water te keren maar de open verbinding met zee bleef. Door aanleg van de Zwartendijk met een vloeigat ter hoogte van de huidige Gantelbrug nabij Jan Vollebregt kon de Gantel verder getemd worden.
Dat dit nodig was blijkt wel uit de benaming van een boerenwoning aan het einde van de Mariendijk dus tegen Kwintsheul aan; "De wilde Zee" heette die woning van oudsher en dat was niet voor niets.
Nog even voor de volledigheid; er heeft vroeger een haakwal gelegen ter hoogte van Naaldwijk, nu de Hoge Geest en Baakwoning. Er heeft er een gelegen ter hoogte van ’s-Gravenzande en dit toenmalige dorp had een eigen haven met toegang tot de Maas. De elementen zand, zon en wind beroofden ’s-Gravenzande echter van haar rijkdom, de haven verzandde en de Maas trok zich terug in Zuidelijke richting. Vervolgens ontstond er een nieuwe haakwal die wij allen nog wel gekend of van gehoord hebben. Ter hoogte van het huidige Hoek van Holland; en de punt van de haak heette De Beer (zie kaart). De aanleg van de Nieuwe Waterweg maakte hier echter een einde aan. Als U eens op de kaart van Nederland kijkt kunt U zien dat Goeree Overflakkee en Schouwen-Duiveland aan de zeezijde ook haakvormig zijn. Maar terug naar het Noorden, de Haak van Holland en de bedijking.
We gaan naar de 2e helft van de 13e eeuw. Het Westland (land ten westen van Delft) was echt in wording. Inmiddels was er ook sprake van een vruchtbare afzetting door de grote overstromingen van voorheen (we noemen dit nu het Westland-dek) en bedijking was in volle gang.
In die 2e helft van de 13e eeuw kwam de Delftlandse Dijk gereed – de Maasdijk dus. Er was eindelijk een afdoende bescherming tegen het Maaswater tot stand gebracht en door die dijk kreeg Delfland voorlopig zijn definitieve begrenzing aan die zijde.
Staelduin en omgeving in de voorbije eeuwen # Werkgroep Oud Gravenzande |
Dit betekende echter nog niet het einde van aanwas van nieuw land, dat ging gelukkig gewoon door. Zo wordt er in een acte van 1322 melding gemaakt van gorzen bij ’s-Gravenzande gelegen tussen de Delflandse dijk en de Maas genaamd "Den grooten Andel". Met deze oudst bekende vermelding van wat later het Nieuwland zou heten, vangt dan tevens zijn geschiedenis aan.
Er is geen zekerheid over de oorsprong en de betekenis van de naam. Er zijn verschillende verklaringen mogelijk ook al door een aantal afwijkende schrijfwijzen. Op de eerste plaats Den Anghel wat zou kunnen wijzen op het ontstaan van dit land in de vorm van een haak of zandbank. Dat bankvorming niet uitzonderlijk was blijkt wel uit de benaming van de aan weerszijden van Den Andel gelegen gronden respectievelijk de Banck (bij ’s-Gravenzande) en de Haak geheten. Er is nog een andere schrijfwijze bekend namelijk Den Andeel, wat zou kunnen duiden dat hier sprake is van een aangelanden toekomend aandeel in buitenwaartse aanwassen. Vandaag de dag is de naam Den Andel of Den Anghel en Den Aandeel vergeten en spreken we over Nieuwland en Buiten-Nieuwland.
In de zonet genoemde acte van 1322 blijkt dat Graaf Willem III eigenaar is van den Andel. Hij beleent Gerard van Voorne in 1328 hiermee. Na de dood van hem en zijn vrouw Machteld van Voorne komt in 1375 den Andel aan het Kapittel van Sint Marie op het Hof te Den Haag. Dit Kapittel was reeds begiftigd met andere buitendijkse gronden – in 1367 – door Albrecht van Beyeren met De Bancken en de Zijp ter hoogte van
’s-Gravenzande en Monster.
Intussen was er echter de eerste bedijkingsuitgifte van Den Andel gedaan en wel in 1371. Machteld van Voorne (haar man Gerard was inmiddels overleden) verpachtte toen voor de rest van haar leven het land aan Willem van Naaldwijk. Het kapittel liet die verpachting na 1375 gewoon doorlopen. Willem van Naaldwijk ondernam echter geen actie; er vond geen bedijking plaats. Willem had of geldgebrek of hij had andere zaken aan zijn hoofd. Den Andel groeide, de Haak groeide maar het bleef rauw land, met duinen, kreken, riet, een enkele boom en een enkele visser of stroper. De stroper strikte konijnen en de visser zette zijn netten in de kreken bij hoog water. Bij afnemend tij, dus als het water zich terugtrok naar Maas en Zee raakten de meezakkende vissen verstrikt. Dit type visserij doe je met netten "staelen" genaamd en zou een verklaring kunnen zijn voor de naam Staelduinen.
Het kapittel kreeg er op slot genoeg van dat er niets gebeurde en er volgde in 1414 een tweede uitgifte voor bedijking. Nu aan de Kanunnik van het kapittel en tevens deken van de St. Pieterkerk te Middelburg, Jan Gillissen van Wissenkerke. Een voortvarend man want reeds in 1415 was de bedijking gereed. De dijk heette de Nieuwlandsedijk en was van sluizen voorzien voor de afwatering richting Maas. De maagdelijk nieuwe polder heette Het Nieuwland (zie kaart). Er zijn twee sluizen te weten een nabij de plaats die De Hil heet, de zgn. Hilsluis en een nabij de Westelijke punt van het Staalduin (inmiddels verdwenen) de zogenoemde Nieuwe Sluis. Zuivere afwateringsluizen - Bij opkomend water werd een dubbel stel deuren dichtgedrukt door ditzelfde water en kon er gèèn zout water de polder in. Bij laag water openden de deuren zich door druk van het polderwater en kon er gespuid worden. Dit spuien ging echter te langzaam want ook water van het Noordland werd via De Kreek aangevoerd en eveneens uit de Banck via Bancksloot en Nieuwlandse Wetering (zie kaart).
Kaart van de beneeden rivier de Maas volgens M Bolstra 1739 | 1850 Westland en tuinbouw |
Besloten werd om van het Nieuwland een bemalingspolder te maken en er werd in 1580 een watermolen gebouwd. Een grondzeiler met een scheprad. In de vorige eeuw werd het een vijzel en door een misverstand werd zo’n 10 jaar geleden de 400 jaar oude molen veranderd van grondzeiler tot stellingmolen. Van de 2 genoemde sluizen bestaat alleen nog de hilsluis. De huidige 2 heulen met deuren dateren uit 1772 en zijn na enig overleg met Delfland en ook met Rotterdam in 1998 gerestaureerd.
Maar snel terug naar de 15e eeuw. In 1421 was er de Sint Elizabethsvloed. Het Westland werd gespaard maar zuidelijker veranderde het landschap volledig en de grote riviermondingen werden definitief verlegd. Vervolgens ontstonden er zandplaten in de oude Maasmonding (de huidige eilanden Rozenburg, Voorne etc. en de Beer) groeide aan tot een grote haakvormige uitstulping: de Haak van Holland, later de Hoek van Holland genoemd.
Ook groeide er weer land aan tegen de Nieuwlandsedijk. Duinvorming, kreken, riet, veenafzetting, stuikgewas, klei, het hele spel gaat gewoon verder. En zo ontstaan het Noordergors, het Zuidergors of De Haak en het Oranjegors. Noorder- en Zuidergors zijn van elkaar gescheiden door de Krimsloot zijnde de afwatering van Hilsluis tot het Vloeigat en vervolgens het Scheur. Het Scheur is een stuk van de bedding van de Maas (de meeste noordelijke geul) en daar waar de Krimsloot in het Scheur uitmondt heette het Scheur ook wel Panne of Krim – vandaar de naam.
Toen er tenslotte voldoende nieuw land ontstaan was werd verdere bedijking ter hand genomen.
Eerst in het Zuidergors ook wel Pickenhil of de Haak genoemd. Daar ontstond de polder de Korte Bonnen bestaande uit zware klei en reeds in 1421. Later volgde, in 1718, de Lange Bonnen. Het Noordergors werd bedijkt in 1665 en werd toen ook wel de Noord Bonnen genoemd. Noorder en Zuidergors tezamen bedijkt en wel, werden sindsdien Buiten – Nieuwland geheten. Het heeft dus zo’n 300 jaar geduurd voor het zover was en nadat de Nieuwlandsedijk in 1415 werd voltooid.
In die periode van 300 jaar was het latere Buiten-Nieuwland een prachtig gebied met duinenrijen, kreken, gras en struikvegetatie. Er ontstonden ook moerasjes met veenvorming en riet en het werd met name door de aangelanden/eigenaren gebruikt voor de jacht en ook voor inscharing van vee – vooral jong vee – van boeren uit de buurt. Voor dit inscharen moest natuurlijk betaald worden en er was ook een opzichter, een zogenaamde duinmeier, die toezicht hield op vee en ook op stropers. Deze duinmeier woonde in een kleine boerderij op de Hil. De hil was een hoog duin op de grens van Nieuwland en buiten-Nieuwland en in feite werd de Nieuwlandsedijk in 1415 aangesloten op dat grote duin. Hil of Hille betekent veilige wijkplaats voor mens en dier bij hoog water. Ingeschaard vee en wild trok naar de plaats bij extreem hoge waterstanden. Op die plaats werd in 1595 een woning gebouwd, de Hilwoning, de eerste, want het gebouwtje is na de 2e wereldoorlog gesloopt. Het enige wat er nog van rest is de gevelsteen en een waterput van gestapelde ysselstenen en zo’n 8 mtr. diep. Dit laatste geeft ook al aan hoe hoog de Hil in het omringende landschap lag; het grondwater moest van diep wegkomen. Langs de Hil liep ook de Krimsloot en ook de Grote Rel liep er vanuit het Noordwesten langs. De Grote Rel was een natuurlijke afwateringsgeul vanuit de zeeduinen en liep helemaal naar het oranjegors om daar in de Maas uit te monden (Poortershaven). Vandaag de dag is in de lange wei vòòr de tweede Hilwoning de bedding van de Grote Rel nog zeer duidelijk aanwezig. Zo’n meter diep en in de winterdag vol met water. In diezelfde wei ligt ook nog een duinenrij, zij het door de tijd wat afgevlakt en deze duinenrij zet zich in Z-richting voort in het Staelduinse bos en naar het Noorden in de zgn. Nieuwlandse Duin – vandaag de dag een parkachtig natuurgebied en lopend tot aan de Dirk v.d. Burgweg.
In 1778 vond er nog een allerlaatste bedijking plaats welke aansloot op de Oranjedijk. Deze Oranjedijk was eigendom van Delfland en het vroeg nogal wat overleg om toestemming te krijgen.
Zoals ik in het begin al zei, de uiterste grens van Delfland was de Maasdijk. Nieuwland wat onder jurisdictie viel van ’s-Gravenzande werd een zelfstandig waterschap met een eigen Dijkgraaf en Heemraden. De dijkgraaf werd jaarlijks gekozen uit het college van heemraden , en deze heemraden waren uiteraard de grondbezitters – kloosters – adel – en gezeten boeren. Een van die gezeten boeren was Laurens van Geest en zijn initialen staan op de gevelsteen van de vernieuwde Hilsluis d.d. 1772. In 1780 bouwde Pieter van Geest de tweede Hilwoning nabij de eerste op den Hil en deze boerderij was de eerste bebouwing in buiten-Nieuwland. Deze boerderij was een gemengd bedrijf met landbouw op het Noordergors en veeteelt op de grote voorwei in het Zuidergors. Gescheiden dus door de Krimsloot maar aansluitend aan elkaar en zo’n 100 ha. groot. Dat lijkt heel wat en dat is het ook maar U moet bedenken dat er nogal wat duinenrijen waren, water en moerassige gedeelten.
Zo rond 1800 verwierf de familie v. Oosthuyze uit Den Haag land in het Nieuwland. Een zeer welgestelde familie die rijk geworden was van de handel in levensmiddelen, brandstof en kledij met zowel het Franse als het Bataafse leger. P.J. v. Oosthuyze was gehuwd met Margareta de Jongh en ze hadden 1 kind – een dochter. De van Oosthuyzenlaan en de de Jonghlaan nabij het Staelduin zijn naar hen vernoemd.
P.J. v. Oosthuyzen werd, ook al dankzij zijn welstand, Dijkgraaf in 1809 en 1810 en van 1812 t/m 1814. Een van zijn eerste daden was het bouwen van een koepelkamer nabij de Hilwoning bovenop de aansluitende Nieuwlandsedijk. Een achtkantig gebouw met ramen rondom zodat zowel het Nieuwland als het buiten-Nieuwland goed te overzien waren. Het gebouwtje moest dienst doen als vergaderruimte voor het polderbestuur, de dijkgraaf met de heemraden. Vanuit de Hilwoning zal wel gezorgd zijn voor spijs en drank. Het gebouw zal ook wel gebruikt zijn als rustplaats (en drinkplaats) tijdens de schouw en tijdens de jachtpartijen die grondeigenaren wel hielden.
Koepelkamer | Koepelkamer |
De koepelkamer was fraai uitgevoerd, achtkantig van vorm en ik verdenk van Oosthuyze ervan dat hij vond dat dit wel bij zijn stand paste. Ook probeerde hij, denk ik, de grote buur Delfland te kopiëren want het Oranjesluisgebouw van Delfland, ook met achtkantige opbouw, werd òòk gebruikt als vergaderruimte en beide gebouwen stonden òp een dijk en stonden in elkaars gezicht. Beide gebouwen waren een teken van welstand en ook van macht.
De dochter van het echtpaar van Oosthuyze huwde in 1814 met Jacobus Josephus van Rijckevorsel; ook al een grootgrondbezitter met ook landerijen in het Nieuwland. Het jonge echtpaar ontving als huwelijkscadeau landerijen in het Staelduin.
J.J. v. Rijckevorsel was geboren in 1785 afkomstig uit Brabant en had zich, na officier te zijn geweest, gevestigd in Rotterdam. Hij werd daar firmant in de wijnhandel van J. van der Kuin. Het ging hem bijzonder voor de wind. Hij werd lid van de Rotterdamse Gemeenteraad, de Provinciale Staten van Zuid-Holland en lid van de tweede kamer. In 1831 werd hij wegens zijn verdiensten in de adelstand verheven – Jonkheer en werd later baron.
Van 1834 tot 1852 was hij ook adjunct houtvester van Holland in het tweede jachtdistrict van Zuid-Holland.
Hij huwde de enige dochter van zijn medefirmant van der Kun in de bloeiende wijnhandel maar zijn vrouw Catharina overleed al snel. Hij hertrouwt en zoals gezegd nu met Hendrica, de enige dochter van v. Oosthuyze.
J.J. v. Rijckevorsel was Dijkgraaf van 1818 t/m 1820 en daarna met tussenpozen tot 1841.
Een van zijn zonen was A.J.A. v. Rijckevorsel * 1819. Deze A.J.A. is altijd vrijgezel gebleven en was met name de beheerder van de onroerende goederen in de familie. Hij deed dit zelfs al voor grootmoeder, de weduwe van Oosthuyze t 1846. Augustinus v. Rijckevorsel (A.J.A. dus) kunt U zien als de ontginner van het Stealduin. Het noordelijke gedeelte werd bebost. Het zuidoostelijk gedeelte werd afgezand, gevlakt, voorzien van sloten en in cultuur gebracht. Het broodnodige water werd betrokken van Delfland via de toen aangelegde zgn. kleine Sluis in de Maasdijk. Toestemming van Delfland kostte toen veel geld. Het land werd verpacht, uitsluitend aan goede katholieken (de families v. Oosthuyze en Rijckevorsel waren streng in de leer) en ten behoeve van de pachters werden de karakteristieke van Rijckevorselhuizen gebouwd. Aan de van Rijckevorsellaan en de v. Oosthuyzelaan kunt U ze vandaag de dag nog vinden. Ten behoeve van de pachters en hun gezinnen bouwde A.J.A. onder aan de Maasdijk het Lambertuskerkje in 1873.
Op besluit van de provincie Zuid-Holland werd het zelfstandige waterschap Nieuwland en Buiten-Nieuwland in 1868 opgeheven.
Het gebied kwam onder het bestuur van Delfland en de redenen hiervoor waren problemen met de zeewering en zeker de aanleg van de Nieuwe Waterweg. Deze zaken gingen de macht van het kleine waterschap te boven. In diezelfde tijd werd van Rijckevorsel eigenaar van de Hilwoning met onderliggend land en toen de koepelkamer haar functie verloor werd ook dit gebouw eigendom van de familie ((ik denk tussen haakjes dat er nooit is afgerekend want de onderliggende grond behoorde bij de Hilwoning).
v. Rijckevorsel bouwde in die tijd ook een jachthuis in het Staelduinse bos en ook een boerderij nabij het hoge duin genaamd, "de koepel". Mijn grootmoeder van moederskant is op die boerderij geboren en er gaat in familiekring nog steeds het volgende verhaal. Mijn oma, eind19e eeuw nog een jongedame moest de heren jagers verzorgen wanneer die in het jachthuis verbleven. A.J.A. sliep daar ook en toen mijn Oma op de vroege morgen een lampetkan warm water kwam brengen op zijn slaapkamer viel ze bijna achterover van schrik. Op de wastafel stond een glas water met daarin een gebit. Zoiets was totaal onbekend voor de jongedame en zij vroeg geheel ontdaan en bezorgd aan de jonkheer hoe het kwam dat al zijn tanden uit zijn mond gevallen waren. Een demonstratie volgde.
De koepelkamer nabij de Hil werd voortaan alleen gebruikt tijdens de jacht en fungeerde ook als vertrekplaats voor drijfjacht op Den Beer; ook wel genaamd de Hoek van Holland. Prins Hendrik, de echtgenoot van Wilhelmina was veelvuldig te gast en stalde zijn gerij op de Hilwoning. Zelfs Prins Bernhard nam na WO II deel aan drijfjachten op De Beer en de landarbeiders van de Hilwoning en omliggende boerderijen fungeerden als drijvers voor èèn knaak en 2 borrels per dag.
Maasmond 1874 | Maasmond 1903 |
Zoals gezegd, de Nieuwe Waterweg werd aangelegd. De haven van Rotterdam was door verzanding van de oude Maasbedding in problemen gekomen (zoals voorheen ’s-Gravenzande). Aanleg van het kanaal door Voorne en een ingang bij Hellevoetsluis baatte niet, de schepen kregen steeds meer diepgang.
Waterstaat keurde in 1858 het plan van Ir. v. Caland tot doorgraving van de Hoek van Holland goed. In 1863 werden twee dammen in zee gelegd en in 1866 ging de eerste spade in de grond.
Het proces-verbaal van die gebeurtenis luidt als volgt. Op heden den 31 e october 1866 des middags ten 12 ure, is door Z.K.H. de Prins van Oranje onder de gemeente ’s-Gravenzande, de eerste spade gestoken op den Hoek van Holland, ter verbetering van den waterweg van Rotterdam naar zee.
In 1868 was het kanaal voltooid. De arbeidskrachten voor het grote werk kwamen uit, met name Sliedrecht en Stellendam en ook uit ’s-Gravenzande. Er werden onderkomens gebouwd van hout en er kwam een café. Ook kwamen er ambtenaren en ander personeel van Waterstaat naar de Hoek en ook daar werden, zij het wat nettere, huizen voor gebouwd. Dorp in wording maar geen gas, water of electro en bestrating kwam vrijwel niet voor en politie al helemaal niet! Het was er een beetje wildwest. Hoek van Holland hoorde onder ’s-Gravenzande maar werd schromelijk verwaarloosd. Maar hier moet aan toegevoegd worden dat in ’s-Gravenzande zelf de toestanden vaak niet veel beter waren. De eerste annexatie van het Westland werd een feit.
Was eerst al door het graven van de Waterweg De Beer voor het Westland verloren gegaan nu, in 1914 annexeerde Rotterdam Hoek van Holland en ’s-Gravenzande was toen nog blij ook.
Een kéérpunt in de geschiedenis van ons gebied het Westland. Eerst groeiend door aanwas van nieuw land dankzij de Haak van Holland en in 1914 Krimp, door annexatie van de Hoek. Maar goed, de geschiedenis laat zien hoe het gaat als je iets verwaarloosd of de tekenen van de tijd niet verstaat.
Laten we maar hopen op het snel tot stand komen van èèn gemeente Westland om verdere annexatie te voorkomen!
De oude koepelkamer verloor haar functie doordat grootgrondbezitters en adel minder prominent aanwezig waren. Geen jachtpartijen meer en de koepelkamer verwerd tot graanopslagplaats. Raakte beschadigd in de 2e W.O. en werd in de jaren 50 van de vorige eeuw wegens instortingsgevaar gesloopt door de toenmalige Hilboer. Dit zonder medeweten van de familie van Rijckevorsel maar de toenmalige rentmeester W. de Bruin begreep het wel. Als de rotzooi maar opgeruimd werd. Boer Noordam verkocht de Ysselstenen tot en met de fundatie toe onderhands en het enige wat nog restte is een stuk gebint van de dakconstructie en een foto, genomen in de jaren 40-45 door een Duitser en aan Noordam overhandigd in de jaren zestig.
Die foto ontlokte mij de opmerking de koepelkamer eens te willen herbouwen en door een later toeval namelijk het vinden van het bestek en de uitbesteding in het archief van Rotterdam ging dit in 1999 ook echt gebeuren. Dankzij de medewerking van Max Vollebrecht en een goede bouwer die voor dit werk ter zake kundig was is de koepelkamer in volle glorie gerezen zij het niet op exact dezelfde plaats maar 30 meter verderop.
Als U ooit eens langsfietst dan kan de koepelkamer èn de Hilwoning herinneren aan tijden van weleer maar U mag ook denken aan de huidige eigenaren.
Uw groet wordt zeker beantwoord!
Nic.Sosef - toeleverancier voor de tuinbouw