Hubert Korneliszoon Poot
Aan den Here Mr. Kornelis 's Gravenzande, Rechtsgeleerden
AKKERLEVEN
Hoe genoeglijk rolt het leven |
|
Varen, maar met groot gevaar, Veemans rijkdom blijft vandaar. Laat de drokke pleitzaal woelen, Menig vrezen dat de schaal Van de vierschaar rijze of daal' Voor de strenge rechterstoelen; Veeman houdt zich bij zijn vee, En daar blijft zijn zorreg mee. Zaaien, planten en verzetten Geeft hem werk, hij vist en jaagt. Dikwijls valt hem eer het daagt Vliegend wild in loze netten: Dikwijls voert hij met zijn raan Grazig zuivel steewaart aan. Appels enten, pereplukken, Maaien, hooien, schuur en tas Stapelen vol veldgewas, Schapen scheren, uiers drukken; Zeven kinders en een wijf Zijn zijn dagelijks tijdverdrijf. Vork en riek en schup en spade Zetten zijne lusten pal, 't Zij de welgemeste stal, 't Zij de boomgaard hem verzade, 't Zij de kruidben niet te loom Op zijn lage tafel koom'. Als de lente 't land beschildert, Als de zomer zweet en gloeit Ploegt en spit hij onvermoeid. Als de winter 't woud verwildert Houdt hij den berookten haard Met zijn vrienden rond van aard. |
|
|
Snijdt hem druiven, perst hem most, Most die slechts wat moeite kost: Hemelwaarde wijngerdranken Vullen dan met wijn zijn ton; Onlangs schutten ze ook de zon: Want des zomers na veel zwieren, Neemt hij, om zich goed te doen, Onder 't loof een slaapje in het groen Daar de vogels tierelieren, Daar een levendige vliet Van de steile rotsen schiet. Els zijn liefste door het trouwen, Wiegt met zang hem daar hij slaapt Schoon ze vrij al wijder gaapt Dan de hoofse staatjonkvrouwen; En hij kust' er Elsje voor. Dus brengt melker 't leven door. Zeg mij nu, o 's Gravenzande, Die behalve meer ook weet Hoe een boer zijn tijd besteedt; Toon me, o rechtlicht in den lande, (Zo zij u mijn zang gewijd) Wie zijn leven zachter slijt.
|