Terug..

Hubert Korneliszoon Poot

Aan den Here Mr. Kornelis 's Gravenzande, Rechtsgeleerden

AKKERLEVEN

Hoe genoeglijk rolt het leven
Des gerusten landmans heen,
Die zijn zalig lot, hoe kleen,
Om geen koningskroon zou geven!
Lage lus braveert den lof
Van het hoogste koningshof
Als een boer zijn hijgende ossen
't Glimpend kouter door de klont
Van zijn erfelijken grond,
In de luwt der hoge bossen,
Voort ziet trekken; of zijn graan
't Vet der klei met goud belaan;
Of zijn gladde mellekkoeien,
Even lustig, even blij
Onder 't grazen, van ter zij,
In een bochtig dal hoort loeien;
Toon mij dan, o arme stad,
Zulk een wellust, zulk een schat,
Welige akkers, groene bomen,
Malse weiden, dartel vee
Nieuwe boter, zoete mee,
Klare bronnen, koele stromen,
Frisse luchten: overvloed
Maakt het buitenleven zoet.
Laat een koopman koopmanswaren
Huis en hof en kas en goud
Wagen op het schuimend zout

Daar de witte zeilen varen,
Varen, maar met groot gevaar,
Veemans rijkdom blijft vandaar.
Laat de drokke pleitzaal woelen,
Menig vrezen dat de schaal
Van de vierschaar rijze of daal'
Voor de strenge rechterstoelen;
Veeman houdt zich bij zijn vee,
En daar blijft zijn zorreg mee.
Zaaien, planten en verzetten
Geeft hem werk, hij vist en jaagt.
Dikwijls valt hem eer het daagt
Vliegend wild in loze netten:
Dikwijls voert hij met zijn raan
Grazig zuivel steewaart aan.
Appels enten, pereplukken,
Maaien, hooien, schuur en tas
Stapelen vol veldgewas,
Schapen scheren, uiers drukken;
Zeven kinders en een wijf
Zijn zijn dagelijks tijdverdrijf.
Vork en riek en schup en spade
Zetten zijne lusten pal,
't Zij de welgemeste stal,
't Zij de boomgaard hem verzade,
't Zij de kruidben niet te loom
Op zijn lage tafel koom'.
Als de lente 't land beschildert,
Als de zomer zweet en gloeit
Ploegt en spit hij onvermoeid.
Als de winter 't woud verwildert
Houdt hij den berookten haard
Met zijn vrienden rond van aard.































Terug..

't Herfstseizoen, vooral te danken,
Snijdt hem druiven, perst hem most,
Most die slechts wat moeite kost:
Hemelwaarde wijngerdranken
Vullen dan met wijn zijn ton;
Onlangs schutten ze ook de zon:
Want des zomers na veel zwieren,
Neemt hij, om zich goed te doen,
Onder 't loof een slaapje in het groen
Daar de vogels tierelieren,
Daar een levendige vliet
Van de steile rotsen schiet.
Els zijn liefste door het trouwen,
Wiegt met zang hem daar hij slaapt
Schoon ze vrij al wijder gaapt
Dan de hoofse staatjonkvrouwen;
En hij kust' er Elsje voor.
Dus brengt melker 't leven door.
Zeg mij nu, o 's Gravenzande,
Die behalve meer ook weet
Hoe een boer zijn tijd besteedt;
Toon me, o rechtlicht in den lande,
(Zo zij u mijn zang gewijd)
Wie zijn leven zachter slijt.